Tagarchief: Westerbork

IK NOEM DE NAMEN

Geen naam mag ooit nog worden weggevaagd”, zei burgemeester Halsema bij de Nationale Holocaust Herdenking in Amsterdam, januari 2020. Ik zou de namen van mijn 1100 vermoorde Joodse buurtbewoners uit de Stadionbuurt willen noemen, weggehaald uit hun huizen, bij mij om de hoek en uit mijn eigen straat. Ze lijken een vergeten groep tussen de grotere aantallen vermoorde Joden uit de Beethoven-en Rivierenbuurt in Zuid. Ik doe al bijna een jaar onderzoek naar hen.

elias_spitz_in_westerbork_1944.jpg(mediaclass-warvictim-carousel.67d08ede1706aa86ac21a1f8fb99afb12f769340).jpg
Elias Spitz uit de Herculesstraat, met zijn grijze sik, op het perron van Westerbork, 1944. Hij loop pontificaal door het beeld, in het videofragment hieronder.

Om te beginnen zou ik de oude Elias Spitz willen noemen, diamantbewerker uit de Herculesstraat. Ik zie hem tot mijn verbijstering met zijn grijze puntbaardje zomaar lopen, in een film over Westerbork, op het perron, zoekend met zijn bagage.

Ineens komt mijn onderzoek naar de joodse geschiedenis van de Stadionbuurt wel heel erg dichtbij. Ik schrik ervan, van die Joodse buurtgenoot die voor mijn ogen tot leven komt in de eerste 20 seconden van bijgaand filmfragment. Maar ben raar genoeg ook verheugd hem te zien. Video online (klik op blogtitel):

De 70-jarige Spitz gaat nog meer voor me leven, als ik in september 2019 in het Joods Historisch Museum de tentoonstelling “Amsterdam Diamantstad” bezoek en  plotsklaps oog in oog sta met zijn diamantbewerkerstas, in een vitrine met diamantkloversgereedschap, wow, wat een vondst, vind ik dat, als Stadionbuurtbewoner. 

wp-1587546904529.jpg
Diamantkloversgereedschap van Elias Spitz in de vitrine van de tentoonstelling Amsterdam Diamantstad, JHM

Zijn 27 jarige neef Alfred Spitz woonde in de Jasonstraat met zijn moeder Frederika en zus Mathilda. De vrouwen worden in Sobibor vermoord. Maar Alfred wordt als ingenieur eerst tewerkgesteld in het Brabantse kamp Vught, in het Polizeiliches Durchgangslager Herzogenbusch, waar de firma Philips een speciale werkafdeling B 677 had voor o.a. radiobuizen voor de oorlogsindustrie. Het zgn, Philipskommando.

Uit het dagboek van een kampgenoot van Alfred kom ik te weten dat Alfred tot een warme vriendschap en zelfs grapjes in staat was in het kamp. Soms maakten ze een zooitje van het gedisicplineerde ochtendappèl. 

Een machteloze Ober-en Hauptscharführer stonden voor ons, maar we praatten en grinnikten en hadden de handen in de jaszakken. Één grote troep onopgevoede kwajongens. “Der Appell stimmt etwa, Herr Kommandant”, merkte Spitz op.” (“Dagboek geschreven in Vught”, David Koker)

Begin maart 2020 bezocht ik Kamp Vught,

wp-1588532287541.jpg
kamp Vught

De dood van de twee vrienden – tijdens een ziekentransport naar Dachau in februari 1945 –  wordt, toevalligerwijs door een andere Stadionbuurtgenoot,  gruwelijk gedetailleerd beschreven in Vrij Nederland, 1 mei 1965, door ooggetuige/schrijver Ed Hoornik uit de toenmalige Stadionstraat, de huidige Hestiastraat. In de volgestampte trein waren ze doodgevroren. Hoornik overleeft Dachau.

wp-1588532526914.jpg
Fred Stranders, 87 jaar, in Amstelveen nov 2019, bij de boekenkast, die op de Van Tuyl van Serooskerkenweg was “ondergedoken”

Ik noem ook accountant David Romijn van de Stadionweg, die zijn mooi ontworpen boekenkast (waar hij als ex-diamantwerker – via zelfstudie –  zó trots op was) vlak voor deportatie onderbracht bij niet-joodse vrienden  op de Van Tuyl van Serooskerkenweg. De kast werd na de oorlog slechts met grote, gróte moeite teruggegeven aan de wettelijke erfgenamen, vertelt zijn neef Fred Stranders (87) mij in 2019. “Dat noemen wij joden nou “Bewariërs“, zegt hij.  

wp-1588531539063.jpg
Duitse vluchtelingen, Helene en Siegmund Klein met hun zoon Walter, op de Van Tuyl van Serooskerkenweg. (c)Joodsmonument.nl

WANHOOP

Zeker wil ik ook de Duits-joodse vluchtelingen noemen, die na de Kristallnacht in 1938 in de lege nieuw-opgeleverde Stadionbuurt neerstreken, zoals bijvoorbeeld het vluchtelingengezin van de jurist Klein, op de Van Tuyl van Serooskerkenweg, waarvan vader Siegmund, correspondeerde met andere gevluchte familieleden.

Zijn brieven zijn bewaard gebleven en gebundeld in: “Falls wir uns nicht wiedersehen…” . Ik schafte het in 2019 aan en lees dat zijn vrouw Helene wanhopig hier van haar balkon op de Van Tuyll sprong, waarna ze in een verpleeginrichting terechtkwam en hij als vereenzaamde immigrant achterbleef, tot zijn deportatie.  

wp-1588531907884.jpg
het gezin Judels van de Stadionweg, (c) Joodsmonument.nl

Of ik noem Louis en Mientje Judels op de Stadionweg, boven wat nu restaurant Baut heet, vlakbij het stadion. Zij zetten thuis, met twee kindjes, vlak nadat Nederland capituleerde in 1940, uit wanhoop de gaskraan open. Zoals veel Joodse buurtgenoten deden…

wp-1588532733106.jpg
in 2019 luister ik in de Hollandse Schouwburg op een pc naar de getuigenis van Mirjam Blits uit de Argonautenstraat. Haar dagboek “Auschwitz 13917” uit 1946 is verpletterend.

En ik noem Mirjam Penha-Blits uit de Argonautenstraat, die na Ausschwitz, in 1946 gedetailleerd in een dagboek opschrijft wat haar met haar man Elias is overkomen.
Ik griezelde bij haar details en besefte de dubbele kwetsbaarheid van meisjes en vrouwen in de oorlog, zowel in concentratiekampen als in de onderduik.

Je kon verkracht worden door een kampbewaker als je naar de latrines liep. Of betast door de tuinman van de Stadionkade, die voor jou een onderduikplek in de polder regelde. Of worden gebruikt in een kampbordeel, zoals Helene (20) Hirsch met haar zusje, vluchteling/ dienstmeisje op het Olympiaplein.

De 1100 joodse buurtgenoten, ik zou ze stuk voor stuk bij naam kunnen noemen, nu ik ze heb leren kennen uit de archieven. 1100 namen. Waarom zijn we hen vergeten?

Deportatie-Amsterdam-20-6-1043-Beeldbank-WO2-NIOD-96771
Olympiaplein, hoek Marathonweg: deportatie van Joden, 20 juni 1943, foto Beeldbank

OLYMPIAPLEIN

Stadsdeel Zuid wil een grote razzia van 20 juni 1943 gaan herdenken, middels een standbeeld op het Olympiaplein. Het sportterrein aldaar was die ene dag, één van de drie verzamelplekken voor Amsterdamse Joden. Niet speciaal voor Joden uit de Stadionbuurt. Wel waren ook hier ’s nachts Duitse wagens met megafoons door de straten gereden: dat Joden zich moesten klaarmaken voor vertrek. Op de Stadionweg, ter hoogte van de AH-winkel nu, stonden lange rijen trams 24, klaar voor transport.

2e4b9a609b45ae9822801d5d8e32242ca0cb4ff4abdd3cb0aef305fb080a50a8
Joden met bagage op het Olympiaplein, 20 juni 1943. (c) Beeldbank

Het ontwerp in 2019 voor dat herdenkingsbeeld op het Olympiaplein liet een persoon zien met een koffer, en een voetbal ernaast. Stadsdeel Zuid heeft zijn eigen argumenten voor dat kunstontwerp, maar wil die pas in een laat stadium aan de Stadionbuurt voorleggen. Dit, tot ongenoegen van een aantal buurtbewoners. Schriftelijk heb ikzelf en de Cultuurcommissie van Stadsdorp Olympia bezwaargemaakt tegen dit specifieke kunstontwerp met voetbal.

Want ik herken mijn vermoorde Stadionbuurtgenoten op geen enkele manier in dat beeldontwerp met voetbal. Die voetbal, die verwijst naar het sportveld op het Olympiaplein, verstoort enórm de treurige verhalen die ik inmiddels over hen ken. Zij verdienen hun eigen plaats in de geschiedenis, los van de algemene Amsterdamse razziaplek, op 20 juni 1943.

Maar hoe willen wij hen dan, als buurt, gedenken? Middels een boek n.a.v. mijn buurtonderzoek, dat wegens gezondheidsredenen voorlopig stilligt? Of middels bijvoorbeeld een interactieve buurtwebsite, een plaquette, of misschien wel 1100 Stolpersteine: van die messing herdenkingssteentjes in onze troittoirs? Of middels iets totaal anders?

Ruim 1100 vermoorde buurtgenoten vragen om respect. Ruim 1100 namen.

Hoe gaan we dat in de Stadionbuurt vormgeven?.

Lees verder IK NOEM DE NAMEN