De Olympische fakkel is onderweg naar PyeongChang in Zuid-Korea voor de Olympische Winterspelen. Dat het ontwerp van zo’n fakkel, de Olympische posters, mascottes en medailles ook (toegepaste) kunst is, en dat er zelfs zoiets bestaat als Olympische Kunst daar had ik nooit zo bij stilgestaan. Nog gekker: tussen 1912 – 1948 was kunst gewoon onderdeel van de Olympische Spelen, waar je Olympisch goud, zilver en brons mee kon verdienen. Een impressie.

Vorig jaar liet Museum More in de Achterhoek werk zien van Johannes van Hell, waarmee hij voor Nederland een Bronzen Olympische medaille won in 1924. Hij was klarinettist in het Concertgebouworkest maar schilderde ook. En die combi was precies volgens de Olympische regels, om als kunstenaar mee te kunnen doen aan de Spelen. Een kunstenaar mocht, evenmin als een sporter destijds, geen professional zijn. Hij mocht niet van zijn kunst leven; voorwaarde was ook dat het kunstwerk sport-gerelateerd was.

De Franse baron Pierre de Coubertin (1863-1937), die als sportsponsor en 19e eeuwse bobo uit het Old Boys Netwerk de Olympische Spelen uit de Griekse Oudheid weer nieuw leven had ingeblazen in 1896, geloofde in de heilzame missie van kunst.
Hij vond dat lichaam, ziel en geest moesten samengaan. Door hem werd kunst een Olympische discipline, vanaf de Spelen in 1912 .
Kunst moest verbroederen, net als sport, vond hij. Anno nu is dat geen gangbare gedachte meer over kunst. Kunst in de 21e eeuw wil eerder confronteren, zou ik zeggen. Moderne kunst wil zeker niet alleen behagen, plezieren. Of verbroederen. Misschien wel eerder: issues aan de kaak stellen.
SPORT GERELATEERDE KUNST
Atleten als boksers, discuswerpers, worstelaars spraken tot de verbeelding voor Olympische kunst. Maar ook schaatsers, zoals de sculptuur van de Belg Simon Goossens (1893-1964), die daarmee in 1920 Olympisch Zilver won.
In 1932 liet de Britse kunstenaar Cyril Power, bekend van zijn lino-snedes, zich inspireren door de wereldberoemde Noorse Olympische kunstrijdster Sonja Heni voor zijn “Skaters”.
-
1932 “Skaters” van Cyril Power - En ook veel later, toen Olympische medailles allang weer waren afgeschaft, maar kunstenaars wel werden uitgenodigd om posters voor de Spelen te ontwerpen, liet de Amerikaanse kunstenaar Andy Warhol zich in 1983 door schaatsers inspireren tijdens de Spelen in Serajevo:

Olympic Art in het Olympisch Stadion, 1928
Tot 1948 waren er Olympische medailles te halen voor beeldhouwkunst, schilderkunst en tekenkunst, poezie, reliëfkunst, bouwkunst, medaille-ontwerpen en muziek.
In 1928 was er in Amsterdam in het Stedelijk Museum een kunsttentoonstelling tijdens de Zomerspelen. Schilder Isaac Israels won Olympisch goud met zijn tekening Cavalier Rouge evenals architect Jan Wils, met zijn ontwerp van het Olympisch Stadion.
De wandreliëfs boven de ingangspoorten binnenin het stadion zijn sport-gerelateerd.

FILMKUNST
In 1938 maakte de Duitse Leni Riefenstahl (1902-2003) in opdracht van het Internationaal Olympisch Comitee IOC de beroemde c.q. beruchte film Olympia over de Spelen van 1936 in Berlijn. Filmtechnisch een hoogstandje voor die tijd. Filmkunst, waarmee ze tussen 1937 – 1948 vele filmprijzen won.
Na de oorlog echter werd haar verweten in haar film het fascistisch regime van Hitler te prominent met groots vlagvertoon in beeld te hebben gebracht. Zij zelf heeft altijd gezegd dat politiek haar niet interesseerde en ze slechts de kunst en de schoonheid van het menselijk lichaam was toegedaan.
Filmfragment Olympia:
NA 1948
Na de Spelen van 1948 werden Olympische kunstmedailles afgeschaft. De Spelen waren bedoeld voor niet-professionele deelnemers en steeds meer begon de professionaliteit van kunstenaars te wringen. Je kon ook moeilijk een architectuurmedaille uitreiken aan een niet-professionele architect.
Nu – sinds de jaren 70 – professionele sporters meedoen aan de Spelen, kun je je afvragen waarom kunstenaars niet opnieuw in een Olympische wedstrijd kunnen meedoen? Heeft dat te maken met de functie die Moderne Kunst tegenwoordig heeft? Is de verbroederingsgedachte binnen de kunstwereld nog wel up-to-date?
Men is er niet helemaal uit, lijkt het. In 2012, voor de Spelen in Londen, schreef het IOC voor de 4e keer wel weer een kunstwedstrijd uit, voor beeldhouwwerk en grafische kunst. Maar zonder Olympische medailles, er waren alleen geldprijzen te winnen.
-
Drie winnende sculpturen bij de Olympische Spelen in 2012: links “”Omnipotent Triump”” van Martin Linson, rechts “The Cycling Woman” van Fernando SERRANO MUÑOZ en middenin: ” Olympic hymn” van de Georgische kunstenares Levan VARDOSANIDZE - Het onderwerp is ook ruimer dan vroeger: “Sport and the Olympic values of excellence, friendship and respect” . Zestig kunstenaars deden mee. Winnende sculptuur werd het beeld van een paralympische atleet, die in zijn rolstoel de finish overgaat met zijn armen in de lucht, het Victory-teken makend: “Omnipotent Triumph” van de Amerikaan Martin Linson.
DESIGN IN GRAFIEK EN ARCHITECTUUR
Kunst is dus na 1948 altijd verweven gebleven met de Spelen. Ook zonder medailles. Olympische stadions moeten ontworpen worden, net als posters.
De Spelen van Mexico (1968), Munchen (1972) en Montréal (1976) worden zelfs de “Designspelen” genoemd, met veel Op-Art, doorwerkend in logo, uniformen van hostessen en pictogrammen.
In 1972 ontwierp een hele rits wereldberoemde kunstenaars kleuren-lithografiën voor posters: Kitaj, Joseph Albers, Oskar Kokoschka, Hans Hartung, Tom Wesselman, Vasarely, bijvoorbeeld. En Hundertwassser, David Hockney en Marino Marini.
Voor de Spelen van 1968 maakte beeldhouwer Alexander Calder (1898-1976) – van wie in 2014 in de tuinen van het Rijksmuseum nog een beeldententoonstelling te zien was – sculpturen geïnspireerd op de Azteekse pyramidevormen en de Mexicaanse zon.

Design was er ook in de architectuur van Kenzo Tange voor het Olympisch Stadion in 1964 in Tokyo en in Montreal, 1972, bij architect Roger Taillibert. En ook het schaatsstadion voor de Winterspelen in Zuid-Korea mag er wezen, de Gangneung Oval.
Het futuristische ontwerp voor een vernieuwd stadion voor de Spelen in 2020 in Tokyo, van de inmiddels overleden beroemde architecte Zaha Hahid (1950-2016), die ook betrokken was bij de Spelen van 2012, gaat niet door in Japan. Men vindt het daar oversized en overprized. Blijkbaar is er een grens aan wat haalbaar is voor Olympisch design.
FAKKEL

Ook over de vorm van de Olympische fakkels wordt elke keer weer nagedacht. Ik herinner me het moment dat de fakkel in 2004 – tijdens haar torch relay – even in Amsterdam was en dat er door storm, stromende regen en problemen met de gastoevoer die lentenamiddag een enorme steekvlam uit de marathontoren van het Olympisch Stadion schoot.

Nu is de Olympische fakkel in Zuid-Korea. Vrijdag wordt daarmee het Olympisch Vuur ontstoken. Online op Facebook laat ik mooie historische videobeelden zien. Pyeong Chang, here we come.
Bronnen o.a.:
- https://www.linkedin.com/pulse/art-competitions-olympics-modern-early-days-painters-sculptors-cruz
- https://www.olympic.org/news/ioc-launches-2012-sport-and-art-contest
- https://finearts.uvic.ca/research/blog/2014/02/11/going-for-the-gold-in-art-2/
- https://news.chass.ncsu.edu/2016/08/16/from-competition-to-exhibition-arts-in-the-olympic-games/
- lezing van kunsthistoriscus Michel Didier, in de Openbare Bibliotheek Olympisch Kwartier, 20 augustus 2016 “Olympische Spelen in de Beeldende Kunst”
- Paul Arnoldussen, Amsterdam 1928 : “het Verhaal van de IXe Olympiade”, hoofdstuk “Het kunstconcours in het Stedelijk Museum”
- Zie: mijn column over de oorsprong van het Olympisch Vuur en Prometheus: https://marionalgra.wordpress.com/2016/05/02/het-vuur-van-de-goden/